Hoe maak je de keuze voor de juiste basisschool?
De zomervakantie is voor iedereen (bijna) voorbij, de wekkers worden weer gezet om na 6 (of meer) weken eens even te kijken hoe het met de juffen en meester gaat op school. Veel kinderen zijn in de zomerperiode 4 geworden en mogen eindelijk! naar school. Maar hoe kies je nou de juiste basisschool voor jouw kind(eren)?
In Nederland kun je kiezen uit veel verschillende typen basisscholen. Ik zet ze voor je op een rijtje.
De belangrijkste indeling van schooltypen is die in openbare en bijzondere scholen.
Openbare scholen
Een openbare school staat open voor leerlingen van iedere godsdienst of levensbeschouwing. Sommige openbare scholen werken volgens een pedagogisch concept, maar dat doen ze lang niet allemaal. Ongeveer 1/3 van de Nederlandse kinderen gaat naar een openbare school. Een openbare school mag nooit een leerling of leraar afwijzen vanwege zijn of haar levensovertuiging. Na de invoering van het passend onderwijs mogen scholen kinderen, in principe, ook niet meer weigeren om hun fyieke of mentale vermogen. In de praktijk betekent vaak dat ouders en school samen kijken wat ze het kind kunnen bieden aan zorg/ondersteuning. Als dit niet voldoende blijkt te zijn, dan wordt er samen gezocht naar een oplossing, wat in sommige gevallen betekent een andere school binnen dezelfde stichting/overkoepelende organisatie.
Bijzondere scholen
Op een bijzondere school krijgen leerlingen les vanuit een godsdienstige, levensbeschouwelijke of opvoedkundige overtuiging. Binnen de bijzondere scholen bestaat een tweedeling, namelijk;
Confessioneel bijzondere scholen
Confessionele bijzondere scholen zijn bijzondere scholen op godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag. Dat zijn bijvoorbeeld:
- rooms-katholieke scholen
- protestants-christelijke scholen
- islamitische scholen
- joodse scholen
Algemeen bijzondere scholen
Bijzondere scholen die werken vanuit een opvoedkundige overtuiging heten ook wel algemeen (of neutraal) bijzondere scholen. Voorbeelden daarvan zijn:
De kern van het montessorionderwijs ligt in de uitspraak: ‘Help mij het zelf te doen’. Daarbij is het uitgangspunt dat een kind een natuurlijke drang heeft om zichzelf te ontplooien. De opvoeder en de onderwijzers moeten herkennen wat en wanneer een kind wil leren en hierop het materiaal en de omgeving aanpassen en aanreiken. Montessori-klassen bestaan uit 3 leerjaren in 1 klaslokaal. Een school mag zich niet zomaar montessorischool noemen. Een school kan erkend worden als montessorischool door de Nederlandse Montessorivereniging (NMV).
De visie van een jenaplan school gaat er vanuit dat kinderen heel verschillend zijn; ze kunnen veel van elkaar leren. Daarom worden ze in stamgroepen geplaatst die bestaan uit kinderen van verschillende leeftijden, zoals dat ook in een gezin het geval is. Kinderen leren door mee te doen aan de zogenaamde basisactiviteiten: spreken, spelen, werken en vieren. Ouders spelen een belangrijke rol binnen het onderwijs op de school. Iedere school mag in principe de naam ‘jenaplanschool’ voeren, want de naam is niet beschermd. De meeste jenaplanscholen zijn aangesloten bij de Nederlandse Jenaplanvereniging (NJPV). Daarmee geven ze aan, dat ze de basisprincipes van jenaplan onderschrijven.
Het onderwijs op een daltonschool verloopt volgens drie pedagogische ankerpunten:
- vrijheid in gebondenheid
Om zelfstandig te kunnen leren, heb je vrijheid nodig. Je moet zelf keuzes kunnen maken. Maar vrijheid betekent niet dat zomaar alles kan en alles mag. De leerkracht biedt de grenzen waarbinnen leerlingen in vrijheid kennis en ervaring kunnen opdoen. Kinderen krijgen steeds meer verantwoordelijkheid voor hun eigen leren. De leerling en de leerkracht maken samen afspraken over de leerstof. De leerling schat in hoeveel tijd hij nodig heeft om een taak te kunnen maken. Achteraf legt hij verantwoording af aan de leerkracht. Deze afspraken worden vaak vormgegeven in een dag/weektaak, en bij de kleuters dmv. Een planbord.
- Zelfstandigheid
Waarbij de rol van de leerkracht gedurende de basisschoolperiode van sturend naar coachend veranderd.
- samenwerking
Een school mag zich niet zomaar daltonschool noemen. Dat mag alleen als de school een daltonlicentie heeft. Zo’n licentie wordt uitgegeven door de Nederlandse Daltonvereniging.
Het individuele kind staat hier centraal. De ontplooiing van zijn sociale, kunstzinnige en ambachtelijke vermogens is daarin even belangrijk als de ontwikkeling van zijn intellectuele vermogen. De term ‘vrij’ in de naam ‘vrijeschool’ slaat niet op het vrij laten van het kind. Er wordt mee bedoeld: de school wil haar pedagogische visie in vrijheid (oorspronkelijk: zonder overheidsbemoeienis) kunnen realiseren en aanpassen aan wat bij de kinderen aan vragen leeft.
Er zijn nog veel meer soorten onderwijs in Nederland, maar dit zijn de meest voorkomende. Hoe maak je nou de keuze voor jou kind?
- Wat vind(en) jij/jullie als ouders belangrijk?
Denk er eens over na hoe jullie in de opvoeding staan, wat zijn jullie eigen normen en waarden? Voeden jullie je kind op volgens een geloofsovertuiging en wil je ook dat je kind onderwijs krijgt binnen deze geloofsovertuiging?
- Begin op tijd met het nadenken over de basisschool.
Je kind moet ingeschreven worden, er volgt vaak een intake- gesprek en misschien een huisbezoek. Op veel scholen mogen de kinderen een aantal dagdelen meedraaien om te wennen. Dit neemt al met al wel een paar weekjes in beslag.
- Als je twijfelt, maak een afspraak en ga kijken.
Sommige scholen hanteren meerdere keren per jaar een kijkochtend/middag, neem een kijkje. Proef de sfeer binnen de school. Er zijn ook scholen waarbij je een afspraak kunt maken en onder schooltijd een rondleiding krijgt.
- Vraag mensen in je omgeving naar ervaringen.
Tja, en soms woon je in een klein dorp, met gelukkig nog 1 of misschien zelfs nog 2 schooltjes. Dan heb je maar weinig te kiezen, ikzelf zat ook in een leerjaar moet 8 kinderen, en wij zijn ook allemaal goed terechtgekomen. ;).
Stay connected